Wanneer de filosofe Val Plumwood zich in een kano door de moerassen van het Australische Kakadu National Park beweegt, valt een krokodil haar aan. Ik ben een prooi, beseft ze. Tot drie keer toe sleurt de krokodil haar onder water in een draaikolk van modder en tanden. Met een krachtige beet en explosieve draaibewegingen probeert het dier zijn prooi snel te overweldigen en verdrinken. Weinig mensen overleven zulke 'death rolls', maar wanneer de krokodil haar even loslaat, weet Plumwood weg te komen. Met een opengescheurde dij kruipt ze het water uit, de oever op, op zoek naar hulp.
Van een complex mens, gereduceerd tot een stuk vlees. Wat Plumwood meemaakt doorprikt de illusie van onze menselijke uitzonderingspositie: het idee dat wij bóven de natuur staan en de voedselketen beheersen, van buitenaf. Wat gebeurt er met ons mensbeeld wanneer we geconfronteerd worden met het feit dat wij ook dieren zijn, onderdeel van de voedselketen – wanneer we niet alleen de eter zijn, maar ook het eetbare?
Wanneer wij voedsel zijn
Ook mensen zijn eetbaar, maar dat zien we liever niet onder ogen. Wanneer wij voedsel zijn voor een ander dier roept dat niet zomaar angst op, maar een bepaalde existentiële weerstand. Alsof er een fundamentele grens is overschreden. Het druist namelijk in tegen hoe we onszelf begrijpen. Wij horen de natuur toch beheersen, in plaats van andersom?
Die weerstand blijkt wel uit de onmiddellijke reactie van Plumwoods redders. Terwijl ze zwaargewond naar het ziekenhuis wordt gebracht, bespreken zij het plan om de volgende dag een krokodil af te schieten. Plumwood verzet zich: zij was de indringer, en willekeurige wraak heeft volgens haar geen enkele zin. Ze probeerde publiciteit te vermijden, bang dat haar verhaal zou uitmonden in publieke verontwaardiging, en in een golf van krokodillenmoorden – iets wat al vaker was voorgekomen na aanvallen in diezelfde regio.
Wie is hier het roofdier?
Die neiging tot wraak nadat een mens aangevallen is door een dier, zien we vaker. Neem de terugkeer van de wolf in Nederland. Wolven vermijden mensen het liefst; wij zijn normaal gesproken geen prooi voor ze. Maar naarmate sommige wolven hun schuwheid verliezen, vermoedelijk omdat ze gevoerd worden, groeit het risico op confrontaties. Er zijn inmiddels enkele meldingen van mensen die zijn gebeten. Geen dodelijke aanval of poging tot consumptie, eerder een verdedigings- of waarschuwingsbeet.
Al eeuwenlang verbeelden we de wolf als een sluw, wreed en moordlustig dier. Het is niet gek dat we er bang voor zijn, we leerden als kind al van Roodkapje. Het risico dat een wolf een mens daadwerkelijk zou doden is extreem klein, maar de mogelijkheid alléén al, lijkt genoeg om in te grijpen. Volgens de Volkskrant is een kwart van de wolven in Nederland al 'verdwenen' zonder natuurlijke verklaring, waarschijnlijk het werk van stropers. En ook op beleidsniveau is de tolerantie laag: het Europees Parlement stemde onlangs in met een versnelde procedure voor het verminderen van de bescherming van wolven, waarmee het makkelijker wordt om ze af te schieten.
Dat wolven worden doodgeschoten heeft natuurlijk niet alleen te maken met angst voor mensenlevens. Het drijft boeren tot wanhoop wanneer hun schapen worden doodgebeten. Maar ook dát laat zien dat de wolf pas welkom is zolang zij zich aan onze grenzen houdt, en zich niet voedt met wat wij als 'van ons' beschouwen.
De onderliggende logica is duidelijk: wij mogen dieren eten, maar dieren ons niet. Wij doden dagelijks miljoenen dieren, maar verdragen het zelf niet om het gevaar te lopen aangevallen te worden. Waarom is het idee van de mens als eetbaar wezen zo onverteerbaar?
De illusie van oneetbaarheid
Plumwood wist dat ze voedsel was voor krokodillen; dat haar lichaam, zoals dat van de krokodil, uit vlees bestond. Maar tegelijkertijd wist ze het niet, of weigerde ze het te weten. Het feit voedsel te zijn voor anderen leek niet werkelijk tot ze in de goudgespikkelde ogen van de krokodil keek. Er leek iets fundamenteel verkeerd toen ze vastgegrepen werd. Alsof de krokodil zich vergiste in haar identiteit. Als mens ben ik toch veel meer dan voedsel? Het was voor Plumwood niet alleen onrechtvaardig maar ook onwérkelijk, als een illusie: dit kón niet echt gebeuren.
Na jaren van reflectie ontdekte Plumwood dat de illusie juist precies de andere kant op werkt. De illusie is de wereld hoe we die 'normaal' ervaren, en de brute wereld waarin ze prooi was, is deel van de werkelijkheid. De krokodil maakte geen vergissing. De vergissing lag in het mensbeeld dat voorafging aan de aanval – in hoe Plumwood, en de cultuur die haar gevormd heeft, betekenis gaven aan lichamelijkheid, dierlijkheid en menselijk leven.
Een krokodillenaanval maken niet veel mensen mee. Maar het zijn deze ervaringen die niet binnen het dominante verhaal passen, die stukjes van de illusie blootleggen. Zo doorprikt een wolvenbeet de illusie altijd alleen de eter te zijn, en nooit het eetbare. De confrontatie met die werkelijkheid schuurt met het verhaal waarin wij de natuur beheersen, en er zelf niet echt deel van uitmaken: met de dualistische visie van de mens als verheven soort tegenóver de rest van het dierenrijk, in plaats van als een verweven soort die samenleeft mét en dankzíj andere soorten.
Composteer je mensbeeld
Misschien is alleen de aanwezigheid van de wolf al genoeg om het verhaal van de mens als verheven soort aan het wankelen te brengen; om te laten zien dat wij ook dier zijn, en dus prooi kunnen zijn. Wat als we die werkelijkheid aanvaarden, in plaats van haar te verdringen door een dier dat hier thuishoort uit voorzorg te doden? Zo blijven we vasthouden aan ons hardnekkige en schadelijke verhaal van wat mens-zijn inhoudt.
Het is zinvol om onszelf eens als voedsel voor anderen te zien. Dat gaat niet alleen over aangevallen worden door een wolf of krokodil, maar bijvoorbeeld ook over onze omgang met dode lichamen. Met gelakte kisten en crematies sluiten we ons er zoveel mogelijk voor af om voedsel te zijn voor anderen, om deel uit te maken van de voedselketen. Alternatieven zoals natuurbegraafplaatsen en mycelium kisten, kunnen onze dood weer wat voedzamer maken.
Maar ook alleen als denkoefening is het al waardevol. Door jezelf in eetbare termen te denken, zet je je menselijke uitzonderingspositie op zijn kop. Composteer je opvattingen over de mens, dan ontstaat er ruimte om onze verwevenheid met een netwerk van soorten te zien. Samenleven met andere soorten vraagt om een heroverweging van onze plaats binnen het geheel. Daar hoort bij met enig gevaar te leven: als een etend, maar ook eetbaar levend wezen.